Ik ben een aantal keren aangerand. Dat woord heb ik daar nooit aan gegeven, maar het is wel wat het was. En hoewel ik weet dat zij (veel) te ver gingen en de schuld daarom bij hen lag, wil ik ook eerlijk naar mijn eigen aandeel kijken. Het heeft namelijk te maken met mijn verstoorde hechting en de daaruit volgende moeite die ik heb met het voelen en aangeven van wensen en grenzen in al mijn relaties. Misschien herken je het wel, van jezelf of van iemand die je kent.
Een tijd geleden had ik het daarover met wat vriendinnen, na weer een vervelend voorval met een getrouwde kennis van een vriend van mij. Die ineens met zijn broek op z’n enkels en een strakke, doordringende blik in zijn ogen op me afkwam. Hij kwam een pak van die vriend (die op vakantie was) ophalen. Ik was alleen zo aardig geweest hem dat pak te laten passen en in de tussentijd wat met hem te kletsen. Met mijn hoofd en lichaam netjes van hem afgewend, want hij wilde het in de woonkamer passen (“ja hoor, prima, doe maar!”). Hij zag onze interactie kennelijk als groen licht. Ik schrok me rot en dook van hem weg. Ik trilde over mijn hele lichaam. Daar schrok hij natuurlijk weer van en wist niet hoe snel hij z’n broek weer aan moest trekken. Ik reageerde zelfs met ‘Ah nee! Sorry! Ik wilde je dat idee helemaal niet geven!’. Mijn vriendinnen vonden het bizar dat ik niet boos was geworden, maar ook dat zoiets mij nou wéér gebeurde. Zij maakten zoiets nooit mee. Nou, ik dus wel.
De vriend van één van mijn vriendinnen zei toen: “Dat ligt aan hoe ze lacht. Ze lacht zo lief, zacht en flirterig.”
Ik doe inderdaad heel ‘aardig’, tegen iedereen, ongeacht wie het is. Tegen een zwerver op straat, collega’s, mijn leidinggevenden, zatte opdringerige mannen in de kroeg, een platonische vriend of iemand waar ik me echt toe aangetrokken voel.
Hoewel ik voor iedereen andere gevoelens heb (of vooral NIET heb), zul je aan mijn gedrag weinig verschil zien. Ik kijk ze lachend en veelvuldig aan, maak al snel een openhartig praatje en plagerige grapjes, raak ze aan en lijk dus voor iedereen even open te staan. Ik maak geen onderscheid. Ik vind het belangrijk dat mensen zich bij mij op hun gemak voelen en ik hou ervan om gelijk de diepte in te duiken. Small-talk vind ik een gruwel.
Dat had ik bij die getrouwde kennis ook gedaan. Ik lachte veel naar hem en probeerde hem daarmee op z’n gemak te stellen. Hij vroeg hoe ik die vriend kende, dus ik praatte honderduit over de relatie tussen mij en die vriend en over Tinder, want hij vroeg ook of ik een vriend had. Hij zei dat hij dat hele Tinder-gedoe helaas niet had meegekregen. Het was gewoon een leuk gesprek, dacht ik.
Ik geef dus verkeerde signalen af. Dat ik hen wel zie zitten, op een andere manier dan ik bedoel.
Ik heb mezelf hierdoor regelmatig in de problemen gebracht. Niet alleen moest ik veel mannen afwijzen, wat ik tegelijkertijd enorm vleiend voor mezelf en pijnlijk voor hen vind, het leverde me ook zeer ongemakkelijke situaties op. Van seksuele verzoeken of voorstellen tot daadwerkelijk in mijn kruis grijpen of me – ondanks mijn ‘nee’ – proberen te zoenen. En dan heb ik het niet (alleen) over mannen in de kroeg, maar ook over – veel oudere – leidinggevenden van bijbanen, docenten en zelfs de vader van een vriendje van vroeger. Elke keer dat zoiets gebeurde schrok ik me wezenloos en voelde ik me heel verward en verdrietig.
Hoe kon dit nou gebeuren?
Ja, zij zouden dat soort dingen niet moeten doen, maar ík hield me ook niet aan de ‘gebruikelijke omgangsvormen’.
Ik kwam te dichtbij. Ik deed te familiair. Ik behandelde hen als mijn gelijkwaardige, ook al zaten zij in een ‘machtspositie’ of in elk geval in een rol waarbij we niet elkaars gelijke waren. Ik was niet vies van lichamelijk contact (een aanraking, maar ook een knuffel) en liet mijn eventuele bewondering of oprechte interesse in hen duidelijk merken. Ik lachte om hun seksueel getinte grapjes, of eerder: ik lachte ze weg. Maar ik lachte dus wel.
Voor mij was dit een onschuldige vorm van verbinding maken. Ik vond hen leuk en lief ja. Of inspirerend. En ik genoot van hun aandacht en ‘liefde’. Maar het had voor mij niks, maar dan ook NIKS, met seksualiteit te maken.
Ook als ik op stap ging was ik daar naïef grenzeloos in. Ik lachte tegen iedereen om me heen, maakte met iedereen die naar me toekwam een praatje en maakte met iedereen die dat wilde een dansje. Ik zette bijvoorbeeld nooit een gezicht op dat uitstraalde fuck off, zoals ik mijn vriendinnen regelmatig zag doen. Vooral als iemand ongevraagd (meestal ladderzat) heel dichtbij kwam. En ik zéi ook nooit fuck off, of iets wat daar op leek. Mijn vriendinnen wel. Zij zetten een walgend gezicht op, beten direct van zich af en lieten zo iemand in klare – en boze – taal weten dat ze daar niet van gediend waren. Dat deden ze trouwens ook bij MIJN opdringers, als mijn lief lachende ‘nee’ overduidelijk niet aankwam, als ware redders in nood. Ik was dan wel opgelucht, maar dacht ook: jeetje, waarom doe je zo gemeen tegen hem, dat is ook weer niet nodig. Dat is toch zielig?
En daar zit het hem in. Ik wil dat de mensen om mij heen zich goed voelen. Ik wil hen niet kwetsen of teleurstellen, vooral kwetsbare of sociaal onhandige mensen niet. Zelfs als dat ten koste van mezelf gaat. Maar er is niks zieligs aan, weet ik nu. Je mag (nee, moet) aangeven wat jij wel wilt en wat niet. Dat hoeft niet op een boze manier, maar wel op een heldere manier. Verbinding mag nooit ten koste van mezelf tot stand komen.
Kortom: zonder dat ik het doorhad ‘flirtte’ ik met iedereen en gaf ik geen duidelijke nee-signalen als ze vervolgens dichterbij kwamen dan ik prettig vond. Tot ze de seksuele grens overgingen. Ik moest kennelijk door schade en schande leren dat ik mezelf zo in gevaar bracht. Of op z’n minst in zeer ongemakkelijke posities.
(En nogmaals: ik praat niet goed wat ze deden en wil ook niemand die ooit is aangerand of erger meegemaakt heeft het gevoel geven dat hij/zij dat zelf schuld was. Zeker niet. Maar in mijn voorvallen had ik zelf elke keer óók een aandeel in het geheel en daar wil ik mijn ogen niet voor sluiten.)
Maar moest ik dan maar minder aardig zijn? Minder lachen? Minder interesse tonen? Minder lichamelijk contact maken? Eerder het tegenovergestelde uitstralen en doen?
Kon ik dan nog wel mezelf zijn?
Ik wilde helemaal geen toneel spelen, m’n gevoelens verbergen of bitchy doen.
Dat bleek gelukkig ook helemaal niet nodig.
Ik zie nu namelijk ook hoe het anders kan van de vrouwen om me heen, die ik pas sinds kort heb leren kennen in het persoonlijke ontwikkelingswereldje. Zij zijn tegen iedereen lief, warm, aanrakerig en geïnteresseerd. Ze knuffelen dan ook regelmatig, met Jan en alleman lijkt het wel. Zonder schijnbaar bang te zijn dat die mannen meer van hen willen. Dat komt omdat ze duidelijk kunnen communiceren, zowel verbaal als non-verbaal.
Nu ik me bewust ben van de signalen die ik afgeef, let ik daarop. Ik ben nog steeds aardig, ik lach nog steeds veel en ik ben nog steeds toegankelijk. Maar bij zakelijke contacten of bij opdringerige types bewaar ik wat meer afstand. Het is eigenlijk heel gemakkelijk om met je lichaamstaal en gezichtsuitdrukkingen aan te geven waar de grens is. Bepaalde opmerkingen negeren en er zeker niet in meegaan (zoals ik voorheen deed). Maar vooral: HELDER COMMUNICEREN. Duidelijk zeggen wat je wel en niet wilt, “nee, dankjewel, ik ga geen drankje met je drinken na het werk. Ik ga lekker naar huis.”, “nee, dankjewel, ik voel me niet tot jou aangetrokken.”, “nee, dankjewel, ik wil niet met je dansen.” Easy peasy. En toch aardig.
Je hoeft dus zeker geen bitch te worden, gewoon een krachtigere versie van je liefdevolle zelf.