Onveilige hechtingsstijlen

“Onveilige hechtingsstrategieën zijn [..] een antwoord op verzorgers die onvoldoende in staat zijn om de affecten van de baby interactief te reguleren. Het kind zal dan een gehechtheidsstrategie ontwikkelen, die van deactivering of hyperactivering van het gehechtheidssysteem getuigt.

Deactivering komt tot ontwikkeling als ouders negatief reageren op de signalen van niet-welbevinden en op het zoeken van nabijheid door het jonge kind. Deze kinderen leren dat er afwijzing volgt op het zoeken van aandacht als ze zich ongelukkig voelen. Door hun emoties te onderdrukken voorkomen ze afwijzing. Zij laten aan de buitenwereld geen stressreactie zien, maar desondanks is er sprake van fysiologische stress, zoals blijkt uit een versnelde hartslag en een verhoogde cortisolspiegel vergelijkbaar met die van bij peuters die wel zichtbaar ontregeld zijn. Deze gehechtheidsstijl wordt [..] vermijdend [..] genoemd. Deze kinderen en volwassenen beleven zichzelf als zelfstandig en sterk, maar tegelijkertijd worden gevoelens van kwetsbaarheid en verlangen afgeweerd. Dit correspondeert met innerlijke ervaringen van leegte en isolement.

Hyperactivering van het gehechtheidssysteem ontwikkelt zich bij kinderen met verzorgers die onvoorspelbaar zijn in de mate waarin ze reageren op de emoties van het kind. Deze kinderen leren dat ze de meeste kans op aandacht hebben als ze veel stampij maken. Ze laten veel emotionele ontregeling zien, zijn vaak boos en moeilijk te troosten. In de volwassenheid worden ze sterk in beslag genomen door hun kwellende problemen met gehechtheidsrelaties. Deze gehechtheidsstijl wordt [.. , angstig] gepreoccupeerd genoemd en correspondeert met een verwarrende binnenwereld. Door de preoccupatie met hechtingfiguren is er ‘weinig ruimte voor de eigen psyche’ (Wallin, 2010, p.101).

Door Main & Salomon (1990) werd voor een kleine restgroep een patroon beschreven dat ze gedesorganiseerde hechting noemden [angstig vermijdend]. Deze kinderen vertonen bij stress chaotisch gedrag. Hun strategieën om met stress om te gaan lijken het te begeven. De herinneringsbeelden waarop innerlijke werkmodellen zich ontwikkelen, zijn bij een gedesorganiseerde gehechtheid vooral gebaseerd op de wisselende staat van de ander. Een volwassene die als kind geleerd heeft dat de toestand van de verzorger weinig voorspelbaar is, blijft zeer alert op de toestand van de ander ten koste van aandacht voor de eigen innerlijke beleving. De persoon vindt het daarom moeilijk om zich op de eigen beleving te richten en deze met aandacht vast te houden. Het beleven als zodanig lijkt angst op te roepen en wordt daarom vermeden. Bovendien ervaren zij zichzelf niet als een geïntegreerd fysiek geheel met grenzen. Zo missen ze een gevoel van continuïteit als uitgangspunt voor geïntegreerd handelen. De zelfbeleving wordt bepaald door ‘littekens van trauma en verlies’ (Wallin, 2010, p.103).

De hierboven beschreven gehechtheidsstijlen komen zelden zuiver voor. Verder is activering van hechtingsgedrag afhankelijk van het stressniveau. Er is ook een benadering van waaruit men liever spreekt van dimensies. Naarmate angst en paniek toenemen, zal er bij veel mensen een zekere mate van deactivering dan wel hyperactivering van emoties plaatsvinden. Een autonome mentale toestand kan dan omslaan in een gereserveerde of een gepreoccupeerde toestand. En deze kan bij extreme paniek omslaan in een gedesorganiseerde mentale toestand (Fonagy, 2001).

[..]

De gedachte is dat de manier waarop cliënten hun verhaal vertellen de organisatie van hun innerlijke werkmodellen weerspiegelt. Bij een autonome hechtingsorganisatie past een coherent, geloofwaardig, evenwichtig verhaal, met oog voor de impact op anderen en waar waardering voor de relatie met ouders uit blijkt. Een [vermijdende] gehechtheidsstijl wordt gekenmerkt door een vlakke beschrijving en opvallend weinig herinneringen aan de kindertijd. Het belang van hechtingsrelaties wordt vaak gerelativeerd, terwijl tegelijkertijd de relatie met de ouders wordt geïdealiseerd. De persoon straalt uit dat hij anderen niet nodig heeft en zijn eigen boontjes wel kan doppen. Bij een [angstig] gepreoccupeerde gehechtheid is de cliënt als volwassene nog steeds verknoopt in de relatie met verzorgers, hetgeen kan blijken uit boosheid op de ouder(s) en een verstrikt raken in details van het eigen verhaal. Bij gedesorganiseerde gehechtheid worden specifieke traumatische ervaringen uit het verleden verteld alsof ze net gebeurd zijn. Het verhaal is vaak onsamenhangend.”

 

Uit het artikel “Empathie en onveilige gehechtheid, een narratieve benadering” door Marijke Baljon en Grieteke Pool, verschenen in het Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 53, 2015/1.