Als je de passie niet kwijt wilt in je lange-termijn relatie(s) – Bestaat dat wel?

Iemand vroeg mij laatst om mijn definitie te geven van ‘ware liefde’. Het eerste wat ik zei was: “Voor mij is dat passie, in elkaar op willen gaan, romantiek, plezier hebben samen…”. Ik pauzeerde even, dacht na en vervolgde: “Maar ik weet nu dat dat niet niet het hele verhaal is. Er hoort ook samenwerken bij, elkaar willen steunen, er voor elkaar willen zijn in goede en slechte tijden, elkaars wensen en grenzen serieus nemen. Dát is ware liefde voor mij; als die twee kanten er allebei zijn: verlangen en veiligheid.” Wederom dacht ik even na. “Maar misschien is dat wel helemaal niet haalbaar in een lange relatie. Ik zie het eigenlijk nooit.”

Hier had je mijn drie verwachtingen over liefdesrelaties in één antwoord.

Mijn oorspronkelijke reactie, dat het vooral passie was, was de definitie die ik al die jaren hiervoor zou hebben gegeven. Dat bleek ook uit mijn liefdeservaringen. Ik had altijd zeer intense romances gehad. Die mij desondanks ook enorm veel pijn hadden opgeleverd. De enige relatie die voorbij deze fase evolueerde en uiteindelijk vooral een warme cocon-veiligheid bevatte, ging mis, omdat ik zonder passie geen reden zag nog bij elkaar te blijven. Het was veel meer een soort kameraadschap geworden. Hierdoor werd ik bevestigd in mijn overtuiging dat liefde – voor mij – gedoemd was te mislukken als er veiligheid voor in de plaats zou komen; zoals dat bij elk stel leek te gebeuren na een tijdje. Anderen konden dat kennelijk, maar ik niet. Maar toch was alleen passie niet wat ik wilde, ik verlangde ook naar veiligheid. Wat nu?

Pas toen ik las over spirituele/bewuste relaties en de relatievisie van Esther Perel [‘the secret to desire in a long-term relationship’.. “desire needs space”], beiden gericht op het waarborgen van een grote mate van vrijheid (en dus passie), maar ook een grote mate van intimiteit (en dus veiligheid), dacht ik: hé, zo kan het wel! Dat inzicht bracht me op mijn huidige definitie van ware liefde.

Maar nog altijd twijfelend.. want, ik had nauwelijks praktijkvoorbeelden van deze relatievisie. En ehm.. hoe ziet dat er dan praktisch gezien uit, zo’n gepassioneerde, maar ook zeer intieme lange-termijnrelatie? Hoe vaak zie je elkaar dan? Moet je dan per definitie latten of is een ‘man/woman-cave’ voldoende? Hoort er ook bij dat je elkaar deelt met andere geliefden of sekspartners, of is het al voldoende om vriendschappen met de andere sekse toe te staan en wat geflirt op de zaterdagavond? Kortom: waar bestaat die vrijheid dan precies uit? Waar ligt de grens? En, hoe groot is de kans dat ik iemand vind, die ik aantrekkelijk vind, en die dat ook wil?

Binnen SLAA (Sex and Love Addicts Anonymous) worden ‘alternatieve relatievormen’ zoals dit bestempeld als toegeven aan je verslaafde gedrag. Zij keuren elke vorm van open relaties en polygamie/polyamorie af. Alleen een veilige, liefdevolle, steunende en gecommitteerde relatie is het doel. Vurige passie komt er niet echt in voor, na de beginfase, maar wel warme liefde, die seks naar een heel ander level zou brengen. – Ik stel me er een tantravorm van seks bij voor, heel aandachtig voor elkaar, heel verbonden. Daar kan ik me wel in vinden. – Misschien komt het door de godsdienstige inslag die SLAA heeft, met het gezin als hoeksteen en waarbij overspel een doodzonde is. Maar misschien hebben ze ook wel een punt. Als je weer in de high-trein stapt van intense contacten, waar blijft je huidige partner dan? Voelt die dan niet opeens als vreselijk saai en als teveel moeite? Zo’n rush is allesoverheersend, die kun je niet zomaar in een apart hokje stoppen en in opgaan als jij dat wilt. Nee, die is er altijd en neemt je hele zijn over. Ik denk dat je geliefde dan sowieso de ‘verliezer’ gaat zijn. Kortom, non-monogamie lijkt me voor gevorderden.

Wat ook niet hielp in mijn vertrouwen dat die vorm kan werken, is dat mijn recente twee pogingen, om beetje bij beetje wat meer veiligheid in mijn gepassioneerde niet-relaties te brengen, zijn mislukt. Beide mannen gingen er niet in mee.

Eén van hen zei me: “We passen uiteindelijk denk ik niet bij elkaar. We willen andere dingen in relaties. Wat jij had met je ex [die veilige relatie die ik had gehad], dat wil ik helemaal niet.” Daarmee gaf hij aan dat hij dacht dat dat was wat ik met hem wilde, als het in een relatie zou uitmonden. Iets waar hij doodsbenauwd voor was. (Hij was trouwens net als ik ook een liefdesjunkie, officieel ongediagnosticeerd, maar onofficieel wel door mij.)

Ik kan het hem niet kwalijk nemen, dat hij dat dacht en daar weerstand tegen bood. Hij kon niet in mijn hoofd kijken en weten dat ik dat helemaal niet meer wilde. We hadden daar gek genoeg nooit een fatsoenlijk gesprek over gevoerd. Ik hoopte heimelijk dat hij mijn blog zou lezen en zou zien hoe ik er nu over dacht. Ik durfde het niet zelf ter sprake te brengen. Het woord ‘relatie’ meed ik als de pest, bang dat hij er dan vandoor zou gaan. Door die angst klapte ik volledig dicht als we het over ons hadden. Ik ervoer een brain-freeze, ik had plotsklaps geen gedachten meer, en er kwam dus geen zinnig woord meer uit me. In schrijven ben ik altijd beter geweest. Mijn gevoelens bracht ik over via brief, sms of email. Ik liet daarom liever mijn daden voor zich spreken: ik was er voor hem, luisterde naar zijn problemen en steunde hem zo goed als ik kon (zelfs als het over verdriet over zijn ex ging, een ware vorm van sadomasochisme), initieerde ook buiten-bed-afspraakjes met hem, voerde de frequentie van ons contact een tikkie op, maakte er een punt van om onze conflicten rustig uit te praten en er samen een oplossing voor te zoeken (hij zei dan geïrriteerd: “jezus zeg, moeten we hier zo over vergaderen?!”), en wilde onze vrienden in het spel brengen. Alles wat ik deed ademde: relatie. Maar dan wel op mijn nieuwe manier. Ik wilde hem bewijzen dat het helemaal niet zo eng is om meer verbonden met elkaar te zijn en dat het mijn intentie absoluut niet was om hem zijn vrijheid af te nemen. Ik bleef hem tegelijkertijd namelijk toestaan om ook anderen te zien, mocht hij dat willen, liet hem tussen onze afspraakjes in telefonisch zoveel mogelijk met rust en hield het bij maximaal twee keer per week afspreken. Dit alles in de hoop dat hij zou inzien dat dit heel fijn was. Helemaal niet benauwend. Ik heb geen idee hoe hij dat beleefd heeft trouwens, we hebben elkaar na onze breuk (toen ik uit paniek na een ruzie de stempel ‘relatie’ vereiste) niet meer gesproken. Dat is nu zo’n vijf maanden geleden.

Nou goed. Ik weet dat hij worstelde met het feit dat zijn vrijheid betekende dat ook ík diezelfde vrijheid had. Ik vermoed dat hij al die lastige gevoelens van jaloezie, onzekerheid en angst helemaal niet wilde voelen. Razend werd hij dan. Vervolgens hoorde ik een tijd niks van hem, tot hij weer uit zijn schulp kwam. Ik denk dat hij zich niet de afhankelijke wilde voelen. Zolang hij de ‘macht’ maar had in onze relatie voelde hij zich oké, in controle. Zodra ik teveel van hem vroeg of hem zich slecht liet voelen raakte hij die controle kwijt. Dan voelde hij zich waarschijnlijk klein, iemand die met zich laat sollen of zich alles teveel aantrekt. Dat nooit meer, had hij zich kennelijk voorgenomen.

Ik vermoed dat onze niet-relatie een schoolvoorbeeld is van twee tegenstrijdige kindwonden. Hij wil niet meer als een marionet naar de emotionele pijpen van vrouwen dansen en ik wil geen mannen meer die niet goed weten of ze nu wel of niet van me houden en daar dus ambivalente signalen in geven. Ik ben extreem gevoelig voor signalen van afwijzing en vereis tig liefdesverklaringen in woord en gedrag (zijn horrorscenario) en hij is extreem ambivalent en wisselt daardoor intense ‘liefde’ af met kilheid en afwezigheid (mijn worst-case scenario).

En toch vonden we elkaar. 

We moeten de pijn hierover namelijk eerst leren voelen, leren verdragen, zonder in een kramp te schieten en de ander te manipuleren ons te geven wat we vroeger tekort zijn gekomen. Voor hem is dat vrijheid, voor mij is dat verbinding. Streven naar balans in deze twee zaken is de oplossing. Ik geef hem wat meer vrijheid dan ik comfortabel mee ben (maar niet teveel), hij geeft mij wat meer verbinding dan hij comfortabel mee is (maar niet teveel). Constant dat randje van onze comfort-zone opzoeken geeft de (broodnodige) spanning in onze lange-termijn relatie, maar niet zodanig dat het niet meer te doen is. Misschien wel het allerbelangrijkste: we blijven hierover in gesprek!

Er komen ook steeds meer mannelijke coaches/teachers, die dit pad gelopen hebben en hun wijsheden daarover delen (mijn twee favorieten zijn: John Wineland en Bryan Reeves, maar ook de boodschappen van Jayson Gaddis vind ik inspirerend). Zij geven mij de hoop dat er steeds meer krachtige én tegelijkertijd zachte mannen zijn, die het voorheen ook allemaal niet wisten maar nu heel bewust in hun liefdesrelaties staan. Ze bestaan, hoera!

Dus ja, zo’n relatie is mogelijk – ik zie ook steeds meer stellen die het zo aanpakken en daar beiden heel tevreden mee zijn. Hoe die vrijheid en verbinding er dan precies uitzien mogen we helemaal zelf bepalen. Er is geen format voor. Samen maak je daar afspraken over en past die aan zodra blijkt dat ze niet werken (dit vereist een bepaalde bereidheid en vermogen om pijn te ervaren). Het is aan mij om deze ‘liefdesverwachting’ duidelijk te communiceren naar een nieuwe geliefde. Dat kan ik nu, omdat ik ook niet meer bang ben iemand weg te jagen met het woordje relatie (“nou superdoei dan, ik heb jou namelijk niet nódig”), en dat is een groot verschil met voorheen.